Tijdens het eindinterview met K. zegt ze vaak ‘gezellig’. Het interview is in de ‘lounge-hoek’ van de lerarenkamer. Op een makkelijke bank aan een tafel, met uitzicht op de leerlingen die op hun fietsen naar huis vertrekken, spreek ik K. over hoe zij terugkijkt op de pilot van het schoolontwikkellab. Eén van leerlingen staart wel tien seconden naar haar en rijdt dan zwaaiend weg. Meteen daarna beging K. over hoe gezellig die klas was tijdens het project dat we in het schoolontwikkellab aan werkten. Als het lab ergens toe heeft geleid is het wel in beter en informeler contact met de leerlingen op school. 16 maanden eerder was dat precies zoals het ‘object’ van het project omschreven werd.

Je zou dus kunnen zeggen dat de pilot van het schoolontwikkellab geslaagd is. Voor een deel klopt dat, maar het doel voor mij van de pilot was om ook te zien of de werkwijze tot ‘agency’ van de docenten leidt. Daarop een antwoord vinden is nog niet zo eenvoudig. Niet alleen is agency een lastig te vatten concept, ook een pilot van drie bijeenkomsten is wat beperkt. In een korte paper voor een conferentie heb ik mijn analyse daarover opgeschreven (en voor een deel ook al in een hoofdstuk van Het Alternatief II). Puntsgewijs hieronder wat ik ervan geleerd heb.

Dus Meester! is klaar voor een tweede stap, welke scholen willen die stap naar een schoolontwikkellab met mij zetten?