Op maandag 26 maart zijn we met het practoraat hybride onderwijs van het Centrum voor Top Techniek (CTT) in Terneuzen officieel van start gegaan tijdens een openingsymposium. Met 40 betrokkenen hebben we samen verkend wat de vragen en ideeën zijn voor hybride (techniek)onderwijs in Zeeland.
Tijdens de inleiding was ik misschien wat heel kort en krachtig over de concepten die we gaan gebruiken als onderzoekers. Ik realiseer me dat dat misschien te snel ging en soms niet te volgen was. Vandaar dat ik hieronder de kern nog eens samen heb gevat (op basis van gesprekken op die dag en de longread die ik er al over schreef).
Opbrengsten
Het symposium was wat ons betreft een succes. Wij hebben zelf weer meer vragen en ideeën gekregen en volgens ons de deelnemers ook. Dat was ook ons doel: de ontwikkel- en ontwerpvragen ophalen bij de betrokkenen. Een aantal vragen die we ‘opgehaald’ hebben:
- Hoe krijgen we inzicht in de drijfveren van leerlingen (waar komen ze hun bed voor uit)?
- Sluiten de didactische methoden v/h onderwijs en context ook echt aan bij drijfveren /passie van de leerling?
- Hoe kunnen we ‘voorbij het systeem’ komen?
- Hoe krijgen we multidisciplinaire contexten zichtbaar voor de leerlingen?
Voorbeelden van ideeën uit de sessies:
- LOB: biedt kansen om de verbinding (hybride leeromgeving) te onderzoeken met de leerlingen;
- LOB: biedt kansen om context te bespreken en leerlingen inzicht te laten krijgen op eigen leerproces;
- LOB: biedt kansen om leerlingen inzicht te laten krijgen in het type leeromgeving, waardoor opdrachten bewuster gekozen kunnen worden (samen of leerling) voor loopbaanplanning;
- Aantrekkelijk onderwijs komt niet uit een bak met opdrachten.
Wat hieraan opvalt is dat over het algemeen de leerling als uitgangspunt wordt genomen. Dat gaat verder dan de interesse van de leerling centraal zetten en hopen dat de betrokkenheid bij het onderwijs en het latere beroep dan vanzelf wel komt.[1] We zullen daarom nadrukkelijk ook de leerlingen gaan betrekken bij het onderzoek, en dan niet alleen als onderzoeksobject, maar als subject.
Op korte termijn is het zaak om alle andere betrokkenen samen te brengen om tot een gezamenlijk idee van de richting van het ontwikkelen te komen. Een soort ‘onderwijs ontwikkelwerkplaatsen’, vergelijkbaar met professionele leergemeenschappen en communities of practice.
Op zoek naar objecten (zie ook de longread)
Begin- en eindpunt van practoraten is de praktijk. Hoewel ik denk dat dat uiteindelijk voor al het onderzoek geldt, al is dat niet altijd direct zichtbaar. Voor ons practoraat Hybride Onderwijs is de opdracht als volgt gedefinieerd:
Het practoraat is verantwoordelijk voor de kruisbestuiving tussen onderzoek, opleiding en beroepspraktijk binnen het thema hybride onderwijs van het CTT. Het practoraat inspireert en is de motor voor kennisontwikkeling en kennisdeling en ondersteunt praktijkgericht onderzoek en professionalisering van docenten.
Het gaat om het herkennen/vinden/ontwikkelen van zogenaamde ‘grensobjecten’. Daarvoor hebben we de handelingstheorie[2] van Leontiev nodig (een tijdgenoot/collega van Vygostkij[3]). Deze theorie helpt het handelen en de activiteiten te analyseren aan de hand van tenminste drie componenten: subject– object en tool (middel).
Het subject van de activiteit is diegene die handelt, het object waaraan gewerkt wordt en het tool/middel is dat wat daartoe ingezet wordt. Een simpel voorbeeld is dat van het werken aan een meubelstuk: de timmerman; het hout, de zaag en hamer; en de kast. Ingewikkelder wordt het als het om leren gaat, vooral omdat dat leren voor leerlingen niet altijd het object is waaraan ze werken. Ze werken aan een opdracht en daarvan leren ze. Het leren (en vervolgens ontwikkelen) is dus de uitkomst na het object.
De objecten waaraan wij in het practoraat willen werken hebben we nog niet helemaal scherp, maar kern is wel dat we vooral met de gebruikers (docenten, begeleiders, leerlingen) willen gaan ontwerpen. We zien het CTT dus als onze ‘labschool’ (een variant van die van Dewey[4] en Vygotskij)[5]. Niet om met de leerlingen te experimenteren, maar om met en vooral in de praktijk te onderzoeken en ontwerpen.
Ontwerpen, ontwikkelen en onderzoeken vanuit dit model, betekent dan dus dat de vragen (nu nog) gericht zijn op wat de objecten zijn waaraan we gaan werken:
1 Welk instrument(en) kunnen we ontwikkelen opdat leerlingen zinvol in de vakmanschapsroute werken en leren en beoordeeld kunnen worden?
2 Hoe ontwerpen we (middelen voor) een doorlopende lijn tussen LOB in het onderwijs en de verdere loopbaan in het beroep?
3 Welke hulp/instrumenten hebben leraren en (praktijk)begeleiders nodig bij het begeleiden van leerlingen in een hybride onderwijsomgeving?
De antwoorden op deze vragen en de uitwerking hiervan worden dan hopelijk een middel in het onderwijs van het CTT.
Op het volgende symposium in september (in de week van 24-09-2018) hopen we meer te kunnen vertellen over wat de objecten voor de komende tijd zullen zijn. Tot die tijd gaan we hard aan de slag met onze instrumenten en zullen regelmatig van ons laten horen op dit blog.
Noten:
[1] Sanne Akkerman zegt dat zo:
Het subjectperspectief, van waaruit men de student meer centraal wil zetten en pleit voor gepersonaliseerd onderwijs waarin de interesses van studenten de basis moeten zijn voor wat er in het onderwijs gedaan en gevolgd wordt. Dit wekt de suggestie dat interesse al in zekere vorm bestaat, dat het object van interesse er in feite niet zoveel toe doet, en dat het in het onderwijs vooral gaat om het verder ontwikkelen van bestaande interesse en niet om het nog wekken van nieuwe interesse. En dat idee is in mijn ogen niet reëel. (p.5). Akkerman, S. (2017). Grenzeloze InterEsse [Oratie]. Leiden: Universiteit Leiden.
[2] De handelingstheorie een andere benaming voor wat je ook wel de activiteitstheorie kunt noemen, wat weer een onderdeel is van de cultuurhistorische activiteitstheorie.
[3] Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Cultural-historical_activity_theory
[4] De laboratory school in Chicago bestaat nog steeds, maar Dewey en zijn vrouw zijn in 1904 uit Chicago weggegaan. Zie voor meer daarover: http://mi-knoll.de/122501.html
[5] Zie weer https://en.wikipedia.org/wiki/Cultural-historical_activity_theory