Voor de nieuwsbrief van de OGO Academie schreef ik wat mij op dit moment bezig hield voor de rubriek ‘Onderzoeker in beeld’. Deze rubriek gaat over de relatie tussen wetenschap en onderwijspraktijk via de onderzoekers. Tot nu toe waren dat onderzoekers aan de universiteit (Chiel, Michalis en Marjolein). Als lerarenopleider aan een hogeschool zie ik mezelf weliswaar ook als onderzoeker, maar vooral als een intermediair tussen wetenschap en praktijk. Of, in recente cultuurhistorische termen van Bakker en Akkerman (2012): een bruggenbouwer op de grens tussen theorie en praktijk.
Onlangs is het verbinden van theorie en praktijk persoonlijker geworden. Ik heb namelijk het boek van Wolff-Michael Roth gelezen over de first-person methods, dat gaat over onderzoek doen vanuit het ik-perspectief. Roth is een bekende binnen de gemeenschap van onderzoekers die de cultuurhistorische theorie gebruiken. Hij publiceert niet alleen over methoden van onderzoek, maar vooral en veel (tussen de 18 en 30 publicaties per jaar!) over onderwijs en leren in wiskunde, wetenschap en techniek (science), meestal in betekenisvolle contexten en praktijken (zie hier zijn publicatielijst). Ik ken zijn werk dan ook naar aanleiding van mijn promotieonderzoek, dat over het leren van natuur-en wiskunde tijdens praktische technische opdrachten in het vmbo ging. Sinds die tijd is mijn interesse in de relatie theorie (wetenschap) en praktijk alleen nog maar gegroeid.
Na mijn promotie ben ik, om mijn wetenschappelijke ervaring en kennis dichter bij de praktijk te brengen, aan de slag gegaan bij de pabo van de Hogeschool van Amsterdam. Sindsdien (eind 2010) ben ik vooral lerarenopleider en inmiddels op een vmbo ook gymleraar, mijn eerste beroep.
Als gevolg daarvan is onderzoek eerder een zijproject of een hobby geworden. Er is in de hectiek van het hbo en vmbo bijna geen tijd om grote onderzoeksprojecten op te zetten, als je geen lector bent. In kenniskringen wordt wel onderzoek gedaan, maar de meeste onderzoekers doen dat dan ongeveer een halve dag per week. Dat zegt verder niets over de kwaliteit van dat onderzoek, maar wel over of je je als lerarenopleider wel of geen onderzoeker voelt. Ik voel me wel onderzoeker. Zeker nu ik de ik-methode van Roth heb leren kennen.
Het gaat te ver om hier de ik-methode goed uit te leggen, maar de kern is dat je ervaringen systematisch vastlegt en niet direct analyseert, maar wel na gaat hoe de ervaring (historisch) tot stand is gekomen. Roth noemt die benadering ‘époché’. Het is een soort reflectie voor (ver)gevorderden. Nu ik daarmee aan het experimenteren ben, merk ik dat het ten eerste behoorlijk lastig is vol te houden. Wat ik daarnaast vooral inzie is dat de ik-methode een manier is om wetenschap en praktijk te verbinden doordat al mijn rollen samen komen via mijn ervaringen. Elementen van de methode leg ik uit aan studenten en collega’s in de lerarenopleiding, als hulp bij het onderzoekend de praktijk verbeteren. En dat doe ik dan zelf nu ook voor mijn eigen praktijk van het gymles geven. Opvallende ervaringen met leerlingen kan ik door ze eerst vast te leggen en later te analyseren gebruiken om pedagogische en didactische keuzen te maken.
Zoals gezegd, grote onderzoeksprojecten heb ik op dit moment niet, maar mijn interesse als onderwijsonderzoeker ligt vooral bij de ‘agency’ van leraren. Lelijk te vertalen als handelingscapaciteit. In een klein pilot-project daaromtrent heb ik de first-person method ook gebruikt, om naast de gebruikelijke interview data, mijn ervaringen in een logboek vast te leggen. Die ervaring heb ik vervolgens kunnen gebruiken bij een proloog en epiloog van een paper (zie hier).
De first-person methods zijn dus geen kant-en-klare instrumenten die makkelijk op te voeren zijn bij een onderzoeksaanvraag. Het is eerder een methode voor het voortdurend wetenschappelijk benaderen van de praktijk. Dat komt mooi uit in mijn huidige situatie en misschien ook wel voor een leraar-onderzoeker. Ik ben benieuwd of ik dat een volgende keer in deze rubriek terug zie.
Meer lezen
Akkerman, S., & Bakker, A. (2012). Het leerpotentieel van grenzen: “Boundary crossing” binnen en tussen organisaties. Opleiding en Ontwikkeling, 25(1).
Roth, W.-M. (2012). Towards a Rigorous Praxis of First-Person Method. In: W.-M. Roth (Red.), First-Person Methods: Toward an Empirical Phenomenology of Experience (pp. 3–8). Rotterdam: SensePublishers. Geraadpleegd van http://dx.doi.org/10.1007/978-94-6091-831-5_1
Van Schaik, M. (2010). Co-constructing models as tools in vocational practice. Learning in a knowledge-rich environment. Zoetermeer: Free Musketeers. Geraadpleegd van http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/16379/dissertation.pdf?sequence=3
Van Schaik, M. (2016). Change from within (or not). Agency in a change lab pilot. Gepresenteerd bij EARLI SIG 10, 21 and 25 joint conference Strengthening teacher agency, Tartu: EARLI.