In blog twee beschreef ik dat we met het practoraat op zoek was naar objecten. Welnu, we hebben er één. Na de evaluatie voor de zomer met alle docenten en een bespreking daarvan met de directeuren van de betrokken scholen, zijn we eruit. Het practoraat zal zich vooral richten op het (helpen) ontwikkelen en onderzoeken van de doorgaande curriculumlijn van de vakmanschapsroute (VKR). Laat ik kort het proces hoe we daartoe zijn gekomen toelichten.
Op 15 juni zijn we met alle docenten binnen de VKR, de onderzoekers en de andere leden van het projectteam van het CTT samengekomen om het eerste jaar dat de leerlingen IN het CTT aan het werk zijn geweest te evalueren. Van die evaluatie is onderstaande infographic gemaakt aan de hand van de analyses van de bijdragen van de docenten.
Behalve quick wins hebben de docenten mogelijke richtingen aangegeven voor de verdere ontwikkeling. Vanuit die richtingen en de opdracht van het practoraat hebben wij ‘langzame vragen’ geformuleerd. Dat zijn nog geen onderzoeksvragen, maar kunnen dat wel worden.
De infographic is besproken met de ProjectGroep Onderwijs (PGO), waarin de directeuren van de betrokken scholen zitten. Die bespreking leidde tot de keuze voor een focus voor het onderzoek van het practoraat. We zullen ons vooral richten op
De doorgaande curriculumlijn (inhoudelijk) van VKR 1 tot …?
De drie puntjes geven aan dat we met het CTT ook verder kijken dan het einde van de opleiding en een diploma. Het gaat ook om de ontwikkeling van de werknemers van de toekomst in Zeeuws Vlaanderen.
Terugkomend op de zoektocht naar objecten, herhaal ik nog even de vragen waarin we die zoektocht mee startten:
1 Welk instrument(en) kunnen we ontwikkelen opdat leerlingen zinvol in de vakmanschapsroute werken en leren en beoordeeld kunnen worden?
2 Hoe ontwerpen we (middelen voor) een doorlopende lijn tussen LOB in het onderwijs en de verdere loopbaan in het beroep?
3 Welke hulp/instrumenten hebben leraren en (praktijk)begeleiders nodig bij het begeleiden van leerlingen in een hybride onderwijsomgeving?
We zullen dus starten met vraag 1, maar de focus op het curriculum sluit niet uit dat we uiteraard ook oog blijven houden voor LOB (vraag 2) en de didactiek (vraag 3). De vragen zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Uiteraard verliezen we ook de samenwerking/intergratie van het onderwijs met het bedrijfsleven niet uit het oog.
Subject
Goed, we hebben dus een object waaraan wij gaan werken, maar waar is dan het subject (de leerling) in dit geheel. Ik herhaal Sanne Akkerman nogmaals om dat het subjectperspectief te duiden:
“Het subjectperspectief, van waaruit men de student meer centraal wil zetten en pleit voor gepersonaliseerd onderwijs waarin de interesses van studenten de basis moeten zijn voor wat er in het onderwijs gedaan en gevolgd wordt. Dit wekt de suggestie dat interesse al in zekere vorm bestaat, dat het object van interesse er in feite niet zoveel toe doet, en dat het in het onderwijs vooral gaat om het verder ontwikkelen van bestaande interesse en niet om het nog wekken van nieuwe interesse. En dat idee is in mijn ogen niet reëel.” (p.5)
Met andere woorden, als we de VKR zinvol voor de leerlingen willen doorontwikkelen moeten we een beeld hebben van de interesse van de leerling. In één van de interviews die wij al hadden met leerlingen zegt een jongen:
“Ja, ik blijf bij metaal, maar na dit jaar ga ik stoppen met de opleiding (…) Korps Mariniers ga ik dan doen.”
En
“Kijk, als je gewoon in een bedrijf bent en je bent lasser, dan ga je niet zulke opdrachten krijgen van ‘ja, maak een blokje in elkaar’. Dan is het echt zo van die grote dingen.”
Net zoals Akkerman stelt is er duidelijk al interesse bij de leerling voor het lassen, maar op school is het te eenvoudig, dus kiest hij voor de mariniers. Dat is niet per sé een probleem, maar het wordt interessant om dus in het curriculum ruimte te gaan bieden voor de interesse van deze leerling, want alleen dan ontstaat voor hem een verbinding tussen betekenis van het onderwijs voor hemzelf en de betekenis ervan voor de beroepspraktijk. In Vygotskiaanse woorden, een verbinding tussen sense en meaning. Daarover in een volgende blog meer.
Martijn van Schaik (practor)
Bron
Akkerman, S. (2017). Grenzeloze InterEsse [Oratie]. Leiden: Universiteit Leiden.